
No. 501 (County of Gloucester) Squadron RAF
Oprichting en vroege geschiedenis
No. 501 Squadron RAF werd opgericht op 14 juni 1929 op RAF Filton (nabij Bristol) als onderdeel van de toenmalige Special Reserve van de Royal Air Force. Het squadron stond aanvankelijk bekend als 501 (City of Bristol) Squadronen bestond uit een mix van vrijwilligers (reservisten) en actief personeel. De oprichting paste in het interbellum-beleid om met regionale vrijwilligers-squadrons de luchtverdediging uit te breiden zonder grote kosten. In eerste instantie was 501 Squadron een dagbommenwerper-eenheid, uitgerust met verouderde Airco DH.9A tweedekker-bommenwerpers. Al snel werden deze vervangen door successievelijk Westland Wapiti en Westland Wallace vliegtuigen in de jaren ’30, waarmee het squadron trainde en operationele gereedheid opbouwde.
In 1936 onderging het squadron twee belangrijke veranderingen. Ten eerste werd de naam gewijzigd naar No. 501 (County of Gloucester) Squadron, zodat het wervingsgebied kon worden uitgebreid van de stad Bristol naar het omliggende graafschap. Ten tweede werd 501 ingedeeld bij de pas gevormde Auxiliary Air Force (de vrijwillige reserve-luchtmacht van de RAF) per 1 mei 1936. Rond die tijd veranderde ook de rol: het squadron maakte de omschakeling van bommenwerper naar jachtvliegtuig-eenheid. In eerste instantie vloog men met Hawker Hart licht-bommenwerpers (tweedekkers) om te trainen op het nieuwe taakgebied. Begin 1938 werden de Harts vervangen door Hawker Hinds. Eind 1938 volgde de formele overplaatsing van 501 Squadron van Bomber Command naar Fighter Command, waarmee de focus definitief op jachtvliegtuigen kwam te liggen. In maart 1939 ontving het squadron zijn eerste modernere eenpersoons jager, de Hawker Hurricane Mk I. Met deze Hurricanes was 501 Squadron gereed om bij het uitbreken van de oorlog een volwaardig jachteskader te vormen. Het squadron hanteerde in deze periode de slogan “Nil Time” (“Vrees Niets”) en voerde in haar embleem de afgehakte kop van een everzwijn – ontleend aan het wapen van Gloucester – als symbool van moed.
Tweede Wereldoorlog
Slag om Frankrijk (1940)
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 was 501 Squadron gelegerd op RAF Filton in Gloucestershire. Toen op 10 mei 1940 Nazi-Duitsland de invasie van Frankrijk en de Lage Landen begon, werd No. 501 Squadron direct naar het front gestuurd. Het squadron maakte deel uit van de Advanced Air Striking Force en verhuisde naar Noord-Frankrijk om de geallieerde troepen te ondersteunen. Vanaf tijdelijke Franse vliegvelden – waaronder Bétheniville, Anglure, Le Mans en Dinard – vloog 501 Squadron intensieve gevechtsmissies tegen de oprukkende Luftwaffe. De piloten vlogen toen met Hawker Hurricane jachtvliegtuigen en hadden het moeilijk tegen de moderne Duitse jagers en bommenwerpers. Desondanks behaalde het squadron in deze korte maar felle campagne een aantal successen. Zo schoot sergeant-piloot James “Ginger” Lacey op één dag drie vijandelijke toestellen neer, waarvoor hij door de Fransen werd onderscheiden met het Croix de Guerre. (Lacey zou later in de oorlog uitgroeien tot een van de top-azen van de RAF.)
De gevechten boven Frankrijk eisten echter ook hun tol. Toen het geallieerde front instortte, moest 501 Squadron halsoverkop terugtrekken. Via het eiland Jersey (Kanaaleilanden) wisten de restanten van het squadron in juni 1940 terug te keren naar Engeland. Ondanks het verlies van vliegtuigen en personeel in Frankrijk, nam 501 Squadron waardevolle gevechtservaring mee terug. In Engeland werd het eenheid opnieuw uitgerust en aangevuld met verse piloten. Vanaf RAF Croydon begon de heropbouw, waarna het squadron tijdelijk gestationeerd was op RAF Middle Wallop en vervolgens op RAF Gravesend in Kent. Deze bases lagen gunstig ten opzichte van het zuidoosten, waar al gauw de volgende grote uitdaging wachtte: de slag om Engeland.
Slag om Engeland (1940)
No. 501 Squadron speelde een voorname rol tijdens de Slag om Engeland in de zomer en herfst van 1940. Het squadron werd onderdeel van de frontlinie-eenheden van RAF Fighter Command die de Duitse luchtaanvallen op het Verenigd Koninkrijk moesten afslaan. In juli 1940 opereerde 501 vanuit RAF Gravesend, en later gedurende de slag voornamelijk vanaf RAF Kenley in Zuid-Londen – een van de belangrijke sectorstations van No. 11 Group. Onder bevel van squadronleider Harry Hogan nam 501 Squadron dagelijks deel aan onderscheppingsvluchten tegen inkomende Duitse bommenwerpers en hun escortejagers. De ervaren piloten van 501, waaronder veteraan Ginger Lacey en meerdere buitenlandse vrijwilligers, stortten zich in intense luchtgevechten boven het Kanaal en Zuidoost-Engeland.
Hawker Hurricane Mk I-jagers van No. 501 Squadron stijgen op voor een patrouille tijdens de Slag om Engeland (augustus 1940). In deze periode was 501 uitgerust met Hurricanes en werd het ingezet in enkele van de zwaarste confrontaties, zoals 18 augustus 1940 (bekend als “The Hardest Day”).
Tijdens de Battle of Britain maakte 501 Squadron naam door zowel moed als slachtoffers. Op 24 augustus 1940behaalde sergeant-piloot Antoni (“Toni”) Głowacki – een Poolse vlieger in Britse dienst – bijvoorbeeld vijf Luftwaffe-toestellen in één dag neerschieten, waarmee hij een zeldzame “ace in a day” prestatie neerzette. (Hij was een van slechts twee piloten die tijdens de Slag om Engeland vijf overwinningen op één dag behaalden.) Andere piloten van 501 Squadron, zoals de Canadese F/O Kenneth “Hawkeye” Lee, de Brit Paul Farnes en de Pool Stanisław Skalski, groeiden eveneens uit tot gevechtsazen met meerdere overwinningen. Het squadron claimde tegen eind 1940 maar liefst 149 vijandelijke vliegtuigen vernietigd – een indrukwekkend resultaat dat getuigde van hun zware inzet.
Deze successen kwamen echter met een zeer hoge prijs. Naast de verliezen geleden in Frankrijk, betaalde 501 Squadron in de Slag om Engeland het hoogste bloedtol van alle RAF-eenheden. In de maanden van intense luchtslag sneuvelden 19 piloten van 501 Squadron, meer dan bij enig ander squadron het geval was. Ondanks deze offers hield het squadron stand. Eind 1940, na de overwinning in de luchtstrijd om Engeland, werd 501 tijdelijk teruggetrokken uit de frontlinie om op adem te komen en zich te hergroeperen. In december 1940 verliet het squadron RAF Kenley voor een rustperiode en om zich voor te bereiden op de volgende fase van de oorlog.
Vervolg van de oorlog (1941–1945)
Begin 1941 onderging No. 501 Squadron een moderniseringsslag. De betrouwbare maar intussen verouderde Hurricanes werden in april 1941 vervangen door de snellere Supermarine Spitfire jachtvliegtuigen. Met de Spitfire Mk I en later Mk V kon het squadron effectiever opereren tegen de Duitse Luftwaffe. Het squadron werd medio 1941 overgeplaatst naar rustiger gebieden: zo bracht 501 een deel van 1942 door in Noord-Ierland, weg van het zuidelijke front. Deze periode werd gebruikt voor training, hergroepering en thuisfrontverdediging. In april 1943 keerde 501 Squadron terug naar het zuiden van Engeland (RAF Tangmere) om te worden ingezet bij bommenwerper-escortes en offensieve sweeps boven bezet Europa. Enkele piloten kregen toen de nieuwste Spitfire Mk IX toegewezen om de zwaarbewapende Amerikaanse en Britse bommenwerpers te begeleiden. Tussen november 1943 en oktober 1944 maakte 501 deel uit van de Air Defence of Great Britain (ADGB), het commando dat verantwoordelijk was voor de luchtafweer van het thuisfront.
Drie Supermarine Spitfire Mk I’s van 501 Squadron in formatie boven de wolken (Colerne, mei 1941). Vanaf 1941 vloog 501 met Spitfires en nam het deel aan zowel de luchtverdediging van Engeland als offensieve operaties boven Frankrijk. Deze overstap naar modernere jachtvliegtuigen stelde het squadron in staat om ook later in de oorlog relevant te blijven.
Tijdens de geallieerde Operatie Overlord (de invasie in Normandië in juni 1944) was 501 Squadron uitgerust met Spitfire Mk V jachtvliegtuigen. Vanuit zuidelijke bases (zoals RAF Friston in Sussex) voerden de piloten patrouilles uit ter bescherming van de invasiemacht en aanvallen op doelen in Frankrijk. Kort na D-day, in augustus 1944, maakte het squadron opnieuw een transformatie door. Het kreeg de gloednieuwe Hawker Tempest Mk V toegewezen, een doorontwikkeling van de Typhoon, speciaal ontworpen om de dreiging van Duitse V-1 “Vliegende Bommen” het hoofd te bieden. Deze onbemande V-1 kruisraketten, ook wel “Buzz bombs” genoemd, terroriseerden in 1944 Londen en Zuid-Engeland. Onderdeel van de Britse tegenmaatregelen was Operatie Diver, waarbij snelle laagvliegende onderscheppingsjagers de V-1’s uit de lucht moesten schieten. 501 Squadron verhuisde naar frontvliegvelden in Kent (zoals RAF Manston en later RAF Bradwell Bay in Essex) om zich toe te leggen op deze anti-V1 taak. De Tempest bleek uitermate geschikt: hij was snel genoeg in duikvlucht om de bommen te achterhalen en zwaar bewapend om ze te vernietigen.
Binnen 501 Squadron ontstond in deze fase een gespecialiseerde sub-eenheid. Op 23 augustus 1944 werd een Fighter Interception Unit-vlucht, gespecialiseerd in nachtelijke onderscheppingen, samengevoegd met 501 Squadron onder leiding van S/Ldr Joseph Berry. Berry was een van de meest succesvolle V-1 onderscheppers van de RAF. Hij zou uiteindelijk 61 V1’s neerhalen, waarvan 10 tijdens zijn dienst bij 501 Squadron. Onder zijn bevel ontwikkelde 501 innovatieve tactieken om de lastig te treffen V-1’s – vooral ’s nachts – onschadelijk te maken. Verschillende squadronleden behaalden in deze periode meerdere V-1 kills en redden zo Londense burgerslevens. Een prominente piloot was de Franse vrijwilliger Flight Lieutenant Régis Deleuze, behorend tot de Forces Aériennes Françaises Libres (de vrije Franse luchtmacht in de RAF). Deleuze sloot zich in 1943 aan bij 501 Squadron en onderscheidde zich tijdens de V-1-campagne. Tussen 7 augustus en 18 december 1944 schoot hij persoonlijk acht V-1 vliegende bommen uit de lucht, waarvan maar liefst zeven in nachtelijke onderscheppingen. In één enkele nacht (14 op 15 oktober 1944) wist Deleuze twee V-1’s neer te halen met zijn Hawker Tempest (serie EJ589, squadroncode SD-J). Hiermee was hij een van de meest succesvolle “Buzz Bomb”-bestrijders binnen 501 Squadron.
Het laatste oorlogsjaar bracht ook veranderingen. In oktober 1944 werd 501 Squadron organisatorisch onder de operationele controle van de Tweede Tactische Luchtmacht (2nd TAF) geplaatst om dichter op het front te opereren. Begin 1945 verplaatste de eenheid haar operaties deels naar het Europese vasteland. Enkele piloten, onder wie Régis Deleuze, werden overgeplaatst naar andere squadrons binnen 2nd TAF toen de geallieerden naar Duitsland oprukten. Zo ging Deleuze in februari 1945 naar No. 274 Squadron in Nederland om Tempest-missies boven het front te vliegen. Tragisch genoeg kwam hij kort daarna, op 25 februari 1945, om het leven toen zijn toestel bij een missie boven Hannover, Duitsland, werd geraakt door een Focke-Wulf. Régis heeft Nederland nog weten te bereiken met zijn gehavende Hawker Tempest V, maar is uiteindelijk in de weilanden bij Kasteel Beverweerd in Werkhoven neergestort. Zie hiervoor ook: Laatste vlucht 25 februari 1945. De 22-jarige Deleuze was een van de vele dappere buitenlandse piloten die in RAF-dienst hun leven gaven voor de vrijheid.
No. 501 Squadron zelf maakte de overwinning nog net mee. Aan het einde van de oorlog was het gestationeerd op RAF Hunsdon. Daar werd het squadron op 20 april 1945 officieel ontbonden, nadat het sinds 1939 in totaal 11.140 operationele sorties had gevlogen. In de gehele oorlog had 501 Squadron naar eigen opgave 201 vijandelijke vliegtuigen neergehaald en daarnaast minstens 84 V-1 vliegbommen vernietigd – een buitengewoon palmares dat de intensieve inzet van het squadron illustreerde.
Na de oorlog: reserveluchtmacht en jets
Kort na de oorlog werd No. 501 Squadron nieuw leven ingeblazen, zij het in veranderde vorm. Op 10 mei 1946 werd 501 opnieuw opgericht als onderdeel van de Royal Auxiliary Air Force (RAuxAF) – de reserve-luchtmacht – nu gestationeerd op RAF Filton in Gloucestershire. Het squadron hervond zijn plaats als jachtvliegseenheid in vredestijd, bemand door reservisten die naast hun civiele beroep in het weekend en tijdens oefeningen vlogen. In de eerste jaren na heroprichting vloog 501 met een mix van opleidings- en gevechtsvliegtuigen uit de late oorlogsperiode. Men trainde bijvoorbeeld op de Harvard T.2 lesvliegtuigen. Operationeel kreeg het squadron al snel opnieuw Spitfirester beschikking – in 1946 de Spitfire LF Mk XVIe, een late variant van dit beroemde toestel. Hiermee bleef 501 nog enkele jaren een propellerjachtvliegtuigsquadron.
Eind jaren 1940 brak echter het straaltijdperk aan en ook 501 Squadron stapte over op jets. Vanaf november 1948 ontving het een contingent de Havilland Vampire straaljagers (type F.1). Hiermee werd 501 een van de eerste reserve-squadrons die op straalaandrijving overging. In de overgangsperiode hield men ook tweezits Gloster Meteor T.7toestellen beschikbaar voor de training van piloten op straalvliegtuigen. De Vampires en Meteors gaven de vrijwilligers van 501 de kans om zich de nieuwe technologie eigen te maken. Het squadron bleef in deze vorm opereren gedurende de Koude Oorlog-jaren ’50, voornamelijk vanaf de thuisbasis Filton en korte tijd ook vanaf RAF Tangmere in 1951. In deze periode nam het squadron deel aan vele oefeningen en luchtverdedigingspatrouilles binnen het VK.
Een opmerkelijk voorval vond plaats in februari 1957, toen een piloot van 501 Squadron – Flt Lt John Crossley – met een Vampire FB.9 een riskante stunt uithaalde. Hij vloog onder de beroemde Clifton Suspension Bridge door in Bristol, iets wat nooit eerder met een straaljager was geprobeerd. De vlucht eindigde helaas in een fatale crash in de nabijgelegen Leigh Woods, maar leverde Crossley een plek op in de geschiedenisboeken als de eerste én laatste die ooit met een jet onder de Cliftonbrug doorvloog.
In maart 1957 viel het doek (voorlopig) voor het squadron. In dat jaar besloot de Britse regering alle vlieg-squadrons van de Royal Auxiliary Air Force op te heffen, mede wegens bezuinigingen en herstructurering van de luchtverdediging. No. 501 (County of Gloucester) Squadron werd aldus op 10 maart 1957 opnieuw ontbonden als vliegende eenheid, samen met de andere RAuxAF-jachtsquadrons. Hiermee kwam een einde aan de rijke luchtvaarthistorie die het squadron sinds 1929 had opgebouwd – zij het tijdelijk, want decennia later zou de naam 501 opnieuw verschijnen in een heel andere rol.
Huidige status
Vanaf de jaren ’60 tot het einde van de 20e eeuw bestond No. 501 Squadron feitelijk niet als actieve eenheid. Pas in de jaren 2000 keerde het squadronnummer terug. In 2001 werd 501 Squadron opnieuw opgericht, nu als een onderdeel van de RAF Reserve met een grondondersteunende rol. Het heette aanvankelijk 501 (Operational Support) Squadron RAuxAF en specialiseerde zich in Force Protection-taken. Concreet betekende dit dat de reservisten van 501 werden ingezet als infanterie-achtige eenheid (grotendeels RAF Regiment gunners) om vliegvelden en infrastructuur te bewaken. Het squadron leverde in de jaren 2001–2013 meerdere detachementen aan operationele inzet in het Midden-Oosten. Zo werden personeel van 501 uitgezonden in het kader van Operatie Telic (de Britse bijdrage aan de Irak-oorlog vanaf 2003). Ook namen 501-squadronleden deel aan de NAVO-missie in Afghanistan, waar zij bijvoorbeeld bij Kandahar Airfield belast waren met de beveiliging van het vliegveld en de omgeving. In deze jaren hervond 501 Squadron zijn traditie van inzet, zij het nu op de grond in plaats van in de lucht.
Rond 2014 veranderde het squadron van focus en naamde het een logistieke ondersteuningsrol aan. Sindsdien staat het bekend als No. 501 (County of Gloucester) Logistics Support Squadron RAuxAF en is het gestationeerd op RAF Brize Norton in Oxfordshire. Het squadron voorziet de RAF sindsdien van gespecialiseerd logistiek personeel: chauffeurs, voorraadbeheerders, transport- en distributiespecialisten. Als onderdeel van 85 Expeditionary Logistics Wing draagt 501 bij aan de inzetbaarheid van de RAF door mensen en materieel efficiënt te verplaatsen en bevoorrading te verzorgen. Deze taken voert het squadron hoofdzakelijk uit met reservisten uit Zuid-Engeland en de Midlands, die in hun vrije tijd trainen en tijdens oefeningen of missies actief dienen.
Anno 2025 is No. 501 Squadron dus nog steeds actief, zij het niet meer als gevechtsvliegende eenheid. Het trotse erfgoed van de “County of Gloucester” leeft voort in deze moderne reserve-eenheid. De kernwaarden – moed (“Fear Nothing”) en toewijding – zijn echter ongewijzigd gebleven. Het squadron kan terugkijken op een bewogen geschiedenis van bijna een eeuw, van de dubbeledekker-bommenwerpers in 1929, via heroïsche luchtgevechten in 1940 en supersone jets in de Koude Oorlog, tot aan de hedendaagse logistieke missies ter ondersteuning van de Royal Air Force.
Bronnen: Royal Air Force Museum, Imperial War Museum en RAF-archieven voor squadronhistorie; officiële RAF-publicaties en de Stichting Régis Deleuze voor aanvullende details over Régis Deleuze. (Referenties zijn opgenomen in de tekst.)